
Op het eerste gezicht lijkt het spirituele pad een zoektocht naar steeds diepere inzichten, fijnere technieken, verfijndere staten van bewustzijn. We lezen, onderzoeken, mediteren, volgen retraites. De geest wil begrijpen, beheersen, realiseren. Maar na verloop van tijd—wanneer de overbodige complexiteit is weggevallen, wanneer het streven is uitgeput—blijft iets anders over. Iets eenvoudigs. Iets dat altijd al aanwezig was.
De grootste helderheid, het diepste inzicht, komt niet voort uit wat we vergaard hebben, maar uit wat we losgelaten hebben. Inzicht ontvouwt zich wanneer we ophouden te zoeken.
Niet door méér, maar door minder. Niet door complexiteit, maar door eenvoud. In die zin is het eenvoudigste vaak het meest gevorderde. Niet omdat het minder vraagt, maar omdat het een verfijnde vorm van rijpheid vergt om het te herkennen en erin te durven rusten.
Wat is eenvoud? Het is de vanzelfsprekende helderheid van een geest die niets meer moet bewijzen. Het is de natuurlijke stilte waarin niets hoeft te worden toegevoegd. Het is aandacht zonder projectie, zonder verwachting. Geen techniek, geen systeem, geen belofte—maar een directe ontmoeting met wat is.
En het wonderlijke is: deze eenvoud werkt. Ze brengt precies wat al die technieken beoogden. Ze opent. Ze ontspant. Ze bevrijdt. Niet omdat ze iets ‘doet’, maar omdat ze niets in de weg staat. Eenvoud is efficiënt, niet in de zin van een gewaarborgd snel resultaat, maar in de zin van zuivere werking: helder, ongekunsteld, trefzeker.
Wie het eenvoudige vertrouwt, laat zich niet meer afleiden door beloftevolle complexiteit. Hij/zij/hen herkent de waarde van het gewone, het directe, het ongecompliceerde. Dit vraagt geen naïviteit, maar volwassenheid. Geen gemakzucht, maar verfijning. Geen onwetendheid, maar inzicht.
En zo keren we terug naar het begin—maar met andere ogen. De adem is nog steeds de adem. De stilte is nog steeds stil. Maar de geest is eenvoudig geworden. En precies daarin schuilt haar immense diepte.
