LEEGTE EN BEWUSTZIJN: TWEE WOORDEN, TWEE WERELDEN

Onlangs werd mij deze vraag gesteld:

“ In het boeddhisme spreekt men over leegte. In advaita vedānta spreekt men over Bewustzijn. Alles lijkt te verschijnen en te verdwijnen in beide. Zijn leegte en Bewustzijn dan hetzelfde? ”

Mijn antwoord:

Dit is een vraag van uitzonderlijke diepgang, geboren uit een geest die aandachtig kijkt, die door woorden heen luistert en zich niet laat misleiden door oppervlakkige overeenkomsten.

In de boeddhistische traditie verwijst ‘leegte’ (suññatā; śūnyatā) niet naar een onderliggend fundament, en ook niet naar een blijvend Bewustzijn waarin de dingen zouden opduiken. 

Leegte betekent eenvoudig dit: alle verschijnselen—inclusief het ‘ik’—bezitten geen eigen, zelfstandige kern. Ze ontstaan door een veelheid aan oorzaken en voorwaarden, blijven bestaan zolang die aanwezig zijn, en verdwijnen wanneer die veranderen. Leegte is geen substantie, geen fundament, geen dragende achtergrond. Leegte is de aard van verschijnselen zelf. Niets staat op zichzelf. Niets blijft. Niets bezit een blijvende essentie. Samengevat: er bestaat geen onafhankelijke entiteit.

Dit inzicht snijdt door elke vorm van metafysische zekerheid, hoe subtiel ook. En precies daarin toont zich het revolutionaire karakter van de Buddhadhamma, tot op vandaag. (*) Bevrijding ontstaat precies daar waar geen fundament meer te vinden is.

In advaita vedānta verwijst ‘Bewustzijn’ (lees: Brahman) naar iets heel anders: één Absolute Werkelijkheid, onveranderlijk en eeuwig, waarin alles verschijnt en opnieuw oplost. Dit Bewustzijn wordt gezien als de ultieme en enige werkelijkheid, het fundament waaruit alles voortkomt en waarin alles terugkeert. Hier verschijnt een volledig ander wereldbeeld. In advaita is er één blijvende essentie. In het boeddhisme is er nergens een blijvende essentie te vinden. Het verschil is niet klein; het is radicaal.

Het is daarom essentieel beide begrippen zó helder te definiëren dat elke zweem van verwarring verdwijnt: leegte en Bewustzijn zijn geen verschillende woorden voor dezelfde realiteit. Ze wijzen niet naar hetzelfde, bedoelen niet hetzelfde, en drukken geen vergelijkbare visie uit. Ze komen voort uit twee tradities die elk een geheel eigen inzicht hebben ontwikkeld, twee totaal verschillende manieren om de werkelijkheid te verstaan. Leegte zegt: er is nergens een blijvende essentie. Advaita zegt: er is één blijvende essentie. Meer hoeft niet gezegd te worden om te zien hoe scherp het onderscheid is.

Het is precies dit onderscheid dat de vraag zo kostbaar maakt. Want het toont een geest die niet enkel zoekt naar overeenkomsten, maar die werkelijk wil zien wat waar is binnen elk pad. En uiteindelijk blijft alleen dit over: elk pad spreekt zijn eigen taal, en elk begrip wijst slechts binnen die context naar datgene wat bevrijdend werkt.

Daarom wil ik eindigen zoals ik begon: met dankbaarheid voor deze vraag. Het is een juweeltje.

________

(*) De radicaal non-essentialistische visie van de Boeddha wordt bijzonder helder verwoord in de Kaccānagotta Sutta, Saṁyutta Nikāya 12.15, waar hij uitlegt dat Dhamma geen grond biedt voor het standpunt “alles bestaat” noch voor “niets bestaat”, en dat inzicht ontstaat waar beide uitersten worden losgelaten. De Boeddha spreekt enkel over verschijnselen die afhankelijk ontstaan en vergaan, zonder enige blijvende kern.

In Udāna 8.3 wordt dit nog aangescherpt: het Ongeborene wordt niet beschreven als een fundament of essentie, maar als datgene wat vrij is van ontstaan, worden, gemaakt-zijn en samengesteld-zijn — een directe aanwijzing dat bevrijding (nibbāna; nirvāṇa) niet ligt in een metafysische werkelijkheid, maar in het wegvallen van elke vorm van ontstaan of substantie.

Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.