
Dukkha is universeel en onverbrekelijk verbonden met ons hele bestaan. Alle lichamelijke en mentale verschijnselen dragen het kenmerk van lijden in zich: niets is vast; niets is betrouwbaar; niets is onderhevig aan onze wil. Alles is in bestendige verandering; er is geen blijvende of zelfstandige continuïteit.
Geen enkel verschijnsel biedt een schuilplaats.
Alles wat vergankelijk is, roept onherroepelijk en onvermijdelijk ellende op, voor zover we er ons aan hechten of er zekerheid in zoeken. Vergankelijkheid leidt tot de verstikkende situatie dat alles wat ontstaat, geen enkele ontsnappingsroute heeft voor vergaan.
Elke geboorte, elk ‘worden’ (bhava; id.), eindigt onherroepelijk in verval en dood. Het is een bestaan zonder blijvende grond—een pad dat eindigt in ontbinding.
Sayadaw U Pandita:
❛ Leven betekent tot bestaan komen. Voor mensen betekent het een uiterst pijnlijk geboorteproces, met de dood die aan het einde wacht. Tussen deze twee momenten in ervaren we ziekte, ongevallen en de pijn van het ouder worden. Daarnaast is er ook emotionele pijn: het niet krijgen van wat we verlangen, depressies en achteruitgang, en het onvermijdelijk verbonden zijn met personen en dingen die we afwijzen. ❜
Dukkha heeft zijn wortels in begeerte (taṇhā; tṛṣṇā). Indien we echter vrij zijn van verlangen , worden we vredig: wanneer deze dorst uitdroogt, dooft ook het lijden.
