Maya & Mara
Aandachtig-zijn (P. sati) is kijken. Zien. Observeren hoe iets écht is. Niet zoals we het ons voorstellen. Niet zoals we het ons in arrogante argeloosheid—de Boeddha sprak van onwetendheid (P. avijja)—dromen.
Aandachtig-zijn houdt in dat we de werkelijkheid observeren zoals ze wérkelijk is. Yatha-bhuta. Zónder dualiteit, zónder dat het ‘ik’ er een oordeel (aangenaam, onaangenaam of neutraal) aan toevoegt. Zónder het verhaal, zónder het drama, waarin het verschijnsel door onze perceptie (P. sanna) wordt ingekleurd.
De dhammanuvatti stapt niet mee in het epos dat het ego—dat fenomenologische ‘zelf’—voor hem in petto houdt: die jarenlange odyssee die zijn bestaan bezielt door sankharas van verlangen, respectievelijk van afkeer. De yogi stopt die illusoire waanzin. Hij beseft dat maya finaal slechts leidt tot Mara. De beoefenaar wéét: maya en Mara zijn verweven met ‘zijn‘ ego. Ze zitten diep in hem. Ze vreten in hem. Ze kluisteren zijn bevrijding…