SAṂSĀRA & NIBBĀNA

Saṃsāra verwijst in het boeddhisme naar de cyclus van geboorte, lijden, dood en wedergeboorte. Het is geen plaats, maar een proces—een voortdurende stroom van geconditioneerd bestaan, in stand gehouden door onwetendheid (avijjā), verlangen (taṇhā) en gehechtheid (upādāna), de drie oorzaken van lijden (dukkha). Dit proces blijft voortduren zolang deze oorzaken niet opgeheven zijn.

Nibbāna daarentegen is het einde van deze cyclus—de volledige bevrijding van lijden en de uitdoving van de oorzaken ervan. Het wordt niet gezien als een bestaansvorm binnen saṃsāra, maar als het ophouden van de geconditioneerde verschijnselen die saṃsāra in stand houden. In die zin overstijgt nibbāna niet zozeer saṃsāra, maar beëindigt het.

Nibbāna wordt soms omschreven als ‘de vrede die voorbij het lijden gaat’—het ophouden van de vergankelijke en geconditioneerde processen die lijden veroorzaken. Het is geen ervaring van een ‘ik’ of een ‘zelf’, maar juist de bevrijding van alle identificatie daarmee. Daarmee markeert nibbāna het einde van verlangen en conditioneringen, en dus van de cyclus van wedergeboorte.

Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.