STILTE IS NIET DE AFWEZIGHEID VAN GELUID

Stilte is niet wat oor en brein als stil benoemen. Het is geen toestand waarin het oor geen geluid opvangt, of waarin de omgeving tot rust is gekomen. Geluiden kunnen afnemen, verdwijnen, zelfs volledig uitblijven—en toch kan de geest luid zijn. Want waar het ‘ik’ nog beweegt, waar het zich nog spiegelt aan stilte of onrust, ontstaat subtiliteit van begeerte, van oordeel, van innerlijke frictie.

Wat doorgaans stilte genoemd wordt, is vaak slechts een uiterlijke toestand waarin de zintuigen tot bedaren zijn gekomen. De kamer is stil. De mensen zijn stil. De adem is stil. Maar als daar nog het besef is van een ‘ik’ die dit ervaart, registreert, vastlegt—dan is het niet werkelijk stil. Dan is er nog een centrum, een ‘ik’, een waarnemer, iemand die zich verhoudt tot dat wat stil zou moeten zijn.

Werkelijke stilte is iets anders. 

Ze ontstaat niet uit het onderdrukken van geluiden, noch uit het afschermen van indrukken. Ze komt op wanneer de drang tot identificatie stilvalt—wanneer de geest niets meer hoeft te bezitten of af te weren. Het is de stilte waarin de greep op ervaring losgelaten is. Niet omdat iemand besloot dat het zo moest, maar omdat er geen ‘iemand’ meer is die grijpt.

In die stilte mag geluid zich voordoen. Mag het komen, blijven, en verdwijnen. Vogels. Wind. De ruis van een verre straat. Maar er is geen innerlijke beweging die zegt: “dit stoort mijn stilte.” Want er is geen iemand meer die zich toe-eigent wat stil of luid is. In het uitvallen van het ‘ik’ valt ook het onderscheid weg. Er is slechts aanwezigheid—helder, open, onaangedaan.

Dit is geen abstract ideaal, geen verheven toestand die bereikt moet worden. Het is wat zich moeiteloos toont wanneer het construeren van ‘zelf’ ophoudt. Niet-doen. Niet-worden. Niet-beoordelen.

Wie dit herkent, merkt: stilte is niet iets dat je zoekt. Ze is er altijd al, onder de klank van gedachten, onder het weven van verlangen en afkeer. Niet als iets dat toebehoort aan de yogi, maar als datgene wat overblijft wanneer het innerlijke commentaar zwijgt.

Niet het geluid verdwijnt. Het centrum verdwijnt. Het ‘ik’.

En dan blijkt: ware stilte heeft geen rand, geen centrum, geen naam. Ze is het Ongeborene—helder, vrij, onaantastbaar.

Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.