STROOMBETREDING (2)

Stroombetreding vormt de belangrijkste realisatie in het leven van de beoefenaar. Door zijn stroombetreding wordt hij een sotāpanna—’een edele volgeling die de stroom binnengaat’.

Stroombetreding is een metafoor om aan te geven dat de dhammanuvatti—de beoefenaar die leeft conform de Dhamma—inzicht verworven heeft in de ware aard van de dingen. Dat hij yathā bhūta ñāṇa dassana in zichzelf gerealiseerd heeft.

Anders gezegd: dat hij het Pad van de Boeddha dat leidt tot de beëindiging van dukkha met vrucht aan het doorlopen is. Dat hij zich conformeert met de acht attributen van het Edele Achtvoudige Pad (ariya atthangika magga): juist spreken, juist handelen, juist levensonderhoud, juiste aandacht, juiste inspanning, juiste concentratie, juist inzicht en juiste intentie. Dat hij ‘leeft’ en ‘verblijft’ in sīla, in samādhi en in paññā.

Door sotāpatti verwerft de beoefenaar het Dhamma-oog. De gevorderde beoefenaar ziet ‘plóts, spontaan, onverwachts, maar zeer manifest en expliciet’, met voortschrijdend inzicht, waar het in het leven echt om gaat. Datgene wat er fundamenteel toe doet. En dus niet wat men hem/haar, geconditioneerd, als ‘waar’ heeft wijsgemaakt.

De stroombetreder ‘ziet’ Dhamma. Hij ‘ervaart’ de waarheid van DhammaSaccadhamma. Dit inzicht (het ‘zien’ van de werkelijkheid) zorgt voor een metamorfose. Veroorzaakt een trendbreuk met zijn verleden. Een transformatie.

De beoefenaar transformeert van ‘wereldling’ tot ‘edel persoon’. Hij vervelt van puthujjana tot ariya-puggala.

Door het naarstig belopen van het Middenpad betreedt hij de stroom die naar de Andere Oever leidt. Naar zijn bestemming. Zijn finaliteit. Rust. Uitdoving. Naar de beëindiging van zijn lijden. Pārāyana.

Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.