ZOLANG JE IN DEZE WERELD BENT, ZAL JE LIJDEN ERVAREN…

In de leer van de Boeddha is ‘lijden’ geen sombere vaststelling, geen wereldnegatie. Het is een uitnodiging. Een oproep tot wakker worden, tot ontwaken. 

Het is de echo van een diepe waarheid die in elk levend wezen sluimert: zolang we geboren worden, zolang we gehecht zijn, zolang we niet volledig zien—blijft er lijden.

Wanneer we zeggen: “Zolang je in deze wereld bent, zul je een vorm van lijden ervaren—een mate van lijden die onvoorspelbaar is, maar groot genoeg om er iets aan te willen doen,” dan raken we het hart van de Eerste Edele Waarheid: de waarheid van dukkha (duḥkha),die niet overweldigt, maar aanzet tot bevrijding.

Wat is ‘deze wereld’?

In boeddhistische zin verwijst ‘deze wereld’ niet naar een plaats, maar naar een toestand: het eindeloze ronddwalen in de cyclus van geboorte, veroudering en dood — saṃsāra: altijd hetzelfde doen en vergeefs hopen op een ander resultaat. Een bestaan gedragen door onwetendheid (avijjā; avidyā) en gevoed door gehechtheid (upādāna).

Zolang deze wortels voeding krijgen, blijft lijden aanwezig. Soms scherp en rauw. Soms subtiel, bijna onmerkbaar — als een ondertoon die nooit echt zwijgt.

Lijden is universeel, maar niet altijd zichtbaar. De Boeddha wees niet enkel op het grote, zichtbare lijden van ziekte, verlies of dood. Hij sprak ook over het stille ongemak dat alle verschijnselen begeleidt — omdat ze vergankelijk zijn, onderhevig aan verandering, oncontroleerbaar en daarom nooit blijvend bevredigen.

Zelfs wat aangenaam is, draagt het zaad van lijden in zich. Dukkhatoont zich ook in vreugde, juist omdat vreugde niet vast te houden is. Alles wat geboren is, sterft. Alles wat opgebouwd wordt, valt uiteen. Zelfs geluk draagt de schaduw van vergankelijkheid, afhankelijkheid en gehechtheid in zich.

Daarom is het lijden soms onbenoembaar. Niet in de zin dat het er niet is, maar in de zin dat we het vaak niet herkennen. We leven erop voort, tot iets in ons wakker wordt. Lijden is een zeurende pijn.

Waarom er iets aan doen?

Dhamma begint waar het besef van dukkha doordringt. Niet als filosofie, maar als ervaring. Als iets dat ons niet langer koud laat.

De Boeddha reikte een pad aan dat leidt tot bevrijding: een weg van innerlijke zuivering (sīla; śīla), verstilling (samādhi; id.) en helder inzicht (paññā; prajñā). Geen geloof in iets buiten onszelf, maar een geleidelijke bevrijding van wat ons bindt—van begeerte (taṇhā; tṛṣṇā), van afkeer (dosa; dveṣa), van onwetendheid (avijjā; avidyā).

Dhamma is geen dogma, maar een weg. Dhamma is geen systeem van overtuigingen, van opinies. Het is een uitnodiging tot zelfonderzoek. Een weg voor wie wil zien. Niet omdat het moet,maar omdat het kan. Omdat de Boeddha geen theorie bracht, maar een ervaring deelde—en steevast getuigde: ❛ Er is een pad dat uit dit lijden voert.❜

Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.