LEEGTE IS GEEN ONTKENNING

Leegte—suññatā (śūnyatā)—is geen koude ontkenning van wat zich aandient. Het is geen afwijzing van de wereld, geen vlucht uit het leven, geen bewering dat niets bestaat. Integendeel, het is een zacht ontwaken uit de droom dat iets vast en blijvend zou zijn. Het is een subtieler zicht op wat verschijnt en vergaat.

Wat leeg is, is niet waardeloos. Wat leeg is, is niet onbestaand. Wat leeg is, is vrij van zelf—zonder kern, zonder eigenaar, zonder ‘ik’. In die leegte toont zich juist de ware aard van het bestaan: een onophoudelijk dansen van condities, een verwevenheid van oorzaken en gevolgen, als golven die zich vormen in het water zonder ooit los te staan van de zee.

De Boeddha sprak niet over leegte als een filosofie, maar als een bevrijdend inzicht. Hij zag hoe elk verschijnsel—of het nu lichaam is of geest, vorm of gevoel, klank of gedachte—ontstaat en vergaat afhankelijk van andere verschijnselen. Niets bestaat op zichzelf. Niets draagt een onafhankelijk centrum in zich. Alles is door en door afhankelijk. Alles draagt het stempel van vergankelijkheid (anicca; anitya), onvoldaanheid (dukkha; duḥkha), en niet-zelf (anattā; anātman).

In dat zien valt de illusie weg dat er iets is dat vastgehouden moet worden. De drang om te grijpen, om te bezitten, om te worden—lost op. Niet door wilskracht, maar door helderheid. Het hart leert toe te kijken zonder zich vast te klampen. Het leert voelen zonder zich te verliezen. Het leert leven zonder zichzelf te vestigen als middelpunt van het bestaan.

Leegte is geen afwezigheid, maar een openheid. Geen nihilisme, maar een stille overgave aan het vloeiende karakter van alles wat verschijnt. In die openheid ontstaat ruimte—voor mededogen, voor wijsheid, voor het eenvoudige wonder van wat er nú is.

En zo wordt leegte geen koude theorie, maar een stille bevrijding.

Geen woord, geen begrip, geen filosofisch construct—maar een directe ervaring van het hart dat niets meer hoeft te verdedigen, niets meer hoeft te zijn.

Wanneer er niets meer is dat apart staat, blijft er alleen de stroom van leven zelf—vormloos, ongrijpbaar, vol betekenis en tegelijk vrij van elke vorm. Zoals een dauwdruppel niet verdwijnt, maar terugkeert naar de ochtendlucht waaruit hij geboren werd.

Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.