ONWETENDHEID

Onwetendheid betekent: onjuiste waarneming van dingen—de wérkelijke aard van de dingen niet zien. Niet kunnen, durven of willen. Onwetendheid is geen synoniem voor intellectueel niet-weten; maar voor verkeerd-weten; voor misleidend-weten. Miccha ditthi (P.)

Avijja is ons identificeren met processen en fenomenen die zich buiten onszelf manifesteren. Ons vereenzelvigen met zaken waar we géén énkele impact op hebben.

Avijja is ons verliezen in illusoire verhalen en drama’s. Onwetendheid vormt de belangrijkste oorzaak van samsara, de eindeloze cyclus van geboorte, leven en dood; van passie, verlangen en begoocheling, die leidt tot pijn en ellende. We kunnen/willen/durven niet begrijpen wie we zijn; wat we hier doen; waarom verschijnselen plaatsvinden.

Omdat we onwetend zijn, projecteren we illusoire manieren van bestaan op onszelf en op anderen. We zoeken schichtig naar enige zekerheid in een omgeving die uitsluitend bestaat uit verandering en vergankelijkheid: we lopen permanent op dun ijs, maar zien het gevaar er niet van in. De hamvraag blijft hoe het mogelijk is om zó verknocht te zijn aan onze geest en ons lichaam waarvan het grootste kenmerk de permanente verandering is. Onze begoocheling is zó ingrijpend, dat we menen dat alle verschijnselen een substantiële kern bezitten, op zichzelf bestaan, onafhankelijk van al de rest. Dit waanbeeld leidt onvermijdelijk tot gehechtheid (P. tanha) en vastklampen (P. upadana) omdat we ervan uitgaan dat deze verschijnselen (P. dhamma’s) ons permanent geluk zullen brengen. Wanneer deze illusie doorprikt wordt (wat de aard is van elke begoocheling) ontwikkelen we haat en afkeer.