
Elke zekerheid is een sluier.
Hoe overtuigend ook, hoe geruststellend of verheven ze zich ook aandient—geen enkele zekerheid houdt stand wanneer ze blootgesteld wordt aan de directe helderheid van gewaar zijn.
De geest klampt zich vast aan vormen, woorden, ideeën, overtuigingen, zelfs aan het ongrijpbare. Alles wordt benut om een grond te vinden. Een houvast. Een kern die zegt: “dit weet ik zeker. Hier ben ik veilig. Dit is waar.”
Maar wat is zekerheid anders dan een gedachte die zichzelf herhaalt?
Wat zich zeker waant, staat stil. Het sluit zich af voor wat het niet begrijpt. Het kent geen openheid, geen verwondering, geen bevrijding. Zekerheid verankert zich in het verleden, projecteert zich op de toekomst, en vormt de kooi waarin de geest zichzelf gevangen houdt.
In werkelijkheid is er geen enkel punt waarop men zich werkelijk kan vastleggen. Elke ervaring verandert. Elk gevoel verschuift. Elke waarheid is afhankelijk van perspectief, van omstandigheden, van een vergankelijk lichaam en een conditionele geest. Zelfs de meest verheven inzichten—stilte, leegte, tijdloosheid—ontstaan en vergaan.
Het is precies deze vergankelijkheid die alle zekerheden onderuithaalt. Niet als een fout of als verlies, maar als bevrijding. Want zodra zekerheid oplost, kan de geest voor het eerst ademen—zonder verhaal, zonder houvast, zonder weten.
Zonder zekerheid blijft alleen eenvoud over. Een open, niet-grijpende aanwezigheid. Geen filosofie, geen leer, geen doctrine, geen structuren—alleen het stille weten dat alles wat verschijnt, ook weer verdwijnt. En dat niets, werkelijk niets, een ‘ik’ nodig heeft om te zijn.
Wie dit gewaar wordt, zoekt niet langer naar zekerheden. Hij keert zich niet af van verandering, maar zinkt erin weg. Niet uit zwakte, maar uit vertrouwen in de openheid. Saddhā (śraddhā).
Want de grootste waarheid ligt niet in wat zeker is, maar in wat geen zekerheid nodig heeft om te bestaan.
En zo keert de geest terug naar stilte. Niet als toevlucht, niet als concept, maar als grondeloos rustpunt. Een plek zonder naam, zonder richting.
Alleen dit onuitgesproken weten: wat werkelijk is, heeft geen bevestiging of erkenning nodig. Van niets of niemand. Zoals de ochtenddauw niet vraagt of ze bestaat, maar oplost in het licht van de zon.
