Onwetendheid omtrent de werkelijkheid van onze eigen aard staat voor onwetendheid omtrent het verschijnsel ‘ik’. Het niet bewust zijn van het feit dat we blindelings reageren (P. sankhara’s). Noch van de reden waarom we reageren op onze gewaarwordingen. Ons evenmin bewust zijn van de werkelijke aard van datgene waarop we reageren. Verder onwetend omtrent de vergankelijke, onpersoonlijke aard van ons bestaan en tenslotte onwetend over het het feit dat onze gehechtheid aan dit bestaan slechts lijden brengt. Door deze waterval van onwetendheid worden we onbewust de slaaf van onze gewoontepatronen.
Onwetendheid kan énkel verwijderd worden door middel van wijsheid (P. panna), i.c. door ons gelijkmoedig bewust te zijn van de leegte—de persoonlijke realisatie van het feit dat géén énkel verschijnsel (het ‘ik’ in de eerste plaats) beschikt over een vaste kern, over een onafhankelijke substantie, over een ziel.