ER IS GEEN GOD NODIG OM TE ONTWAKEN

In de leer van de Boeddha wordt ontwaken niet gezocht in de bescherming van een god of in de genade van een hogere macht. Het pad dat de Boeddha aanwijst, is een weg van directe ervaring en inzicht. Wat de mens aan samsāra bindt, is niet de wil van een god, doch onwetendheid (avijjā, avidyā) en gehechtheid (upādāna; id.). En wat die binding losmaakt, is helder zien, juist verstaan, en het doorbreken van de kringloop van onwetendheid, verlangen en afkeer. 

De Boeddha onderwees dat ieder mens de mogelijkheid in zich draagt om de werkelijkheid te doorzien zoals die is (yathābhūta ñāṇadassana; yathābhūta-jñānadarśana). Er is geen tussenpersoon die bevrijding kan schenken, geen opperwezen dat verlichting genereert. 

Ontwaken is het gevolg van een zuivering van hart en geest, waarin de Vijf Hindernissen (pañca nīvaraṇa; pañca nivāraṇāḥ) tot rust komen en inzicht zich spontaan ontvouwt. Het is een pad van beoefening, een pad van loslaten: loslaten van illusie, van gehechtheid aan een vast zelf, loslaten van het grijpen naar zekerheid in het bestaan—in datgene wat voortdurend verandert. Indien goden al zouden bestaan—in de boeddhistische overlevering worden vele deva’s vermeld— dan zijn zij onderhevig aan geboorte en dood, aan vergankelijkheid en dukkha. Hun bestaan overstijgt de mens niet in wijsheid. Ook zij worden gedragen door oorzakelijkheid (paṭicca-samuppāda; pratītyasamutpāda) en ook zij zijn onderhevig aan de kringloop van samsāra

Boeddha’s ontwaken toont aan dat de weg naar bevrijding niet afhankelijk is van goden of deva’s, maar van het inzicht dat alle verschijnselen, hoe subtiel of verheven ook, geen blijvend fundament bezitten (anattā; anātman).

Samengevat: een yogi heeft geen god nodig om tot ontwaken te komen. Niet zozeer omdat het bestaan van goden per se ontkend zou moeten worden, maar omdat ontwaken geen kwestie is van geloof of afhankelijkheid, maar van zien. Het is het stille moment waarop het hart begrijpt dat niets kan vastgehouden worden, en dat precies in dat inzicht vrijheid oplicht. 

Het pad van de Boeddha is radicaal menselijk. Het vraagt geen geloof in een scheppende instantie, maar moed om de eigen geest te aanschouwen, eerlijk en zonder omwegen. Het vraagt geen overgave aan een bovennatuurlijke macht, maar vertrouwen in de eenvoud van dit moment, waarin dukkha doorzien wordt en het grijpen en hechten ophoudt.

Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.