VERGEVING RIJPT IN STILTE

Iemand vergeven gaat niet louter over iemands onheilzaam gedrag. Wanneer we goed kijken, raakt het vooral aan onze persoonlijke relatie met het verleden.

Wanneer we het werk van vergeving aanvatten, is het in de eerste plaats een oefening voor onszelf. Anders gezegd: het zegt méér over onszelf dan over de onheilzame daad van iemand anders.

Vergeving is geen besluit van het denken, geen poging om te doen alsof het verleden niet gebeurd is. Vergeving rijpt in stilte, wanneer we bereid zijn de pijn recht in de ogen te kijken—zonder oordeel, zonder verhaal. Wanneer we niet langer proberen onszelf te verdedigen of de ander te beschuldigen. Dan wordt de wonde geen gevangenis meer, maar een poort.

In dat stille zien, verdwijnt de scheiding tussen dader en slachtoffer. Wat overblijft is gewoon menselijkheid—kwetsbaar, open, zacht. Vergeving betekent niet dat iets goedgepraat wordt, maar dat we weigeren om haat langer te voeden. We laten het gewicht van het verleden los, niet om te vergeten, maar om vrij te worden.

Vergeven is een daad van eenvoud. Niet van grootse woorden, maar van innerlijke ruimte. Het vraagt geen erkenning van de ander, enkel bereidheid in onszelf om niet langer te leven vanuit de open wonde. Zo wordt vergeving dienstbaar aan het leven zelf: ze opent het hart, maakt de adem dieper, en laat de stroom van mededogen opnieuw vrij bewegen.

In de stilte van vergeving ontmoeten we onszelf opnieuw—zonder een verleden dat knelt, zonder een verhaal dat scheidt.