UDDHACCA-KUKKUCCA — THUISKOMEN IN HET NU

In het boeddhisme worden Vijf Hindernissen (pañca nīvaraṇāni; pañca nivāraṇāni) genoemd—vijf krachten die de geest verduisteren en verhinderen om helder te zien. Het zijn actieve, manifeste belemmeringen in de geest. Ze ontspringen aan diepere, sluimerende tendensen (anusaya’s; anuśaya’s), die pas volledig uitgeroeid worden bij de hoogste vormen van inzicht. De Vijf Hindernissen zijn als gordijnen die beletten dat het licht de kamer binnenkomt.

De vierde van deze Vijf Hindernissen is uddhacca-kukkucca (Skt. auddhatya-kaukṛtya)—een gecombineerde hindernis die verwijst naar respectievelijk rusteloosheid en wroeging. Hoewel ze als één hindernis genoemd worden, bewegen ze elk in een andere richting: de ene vooruit, de andere achteruit. Ondanks deze zogenaamde tegenstrijdigheid nodigen ze beide de beoefenaar uit om aandachtig te zijn in het enige wat werkelijk is: het NU.

Uddhacca—rusteloosheid—is een subtiele opwinding, een rusteloosheid die de stilte vermijdt. De aandacht glijdt weg uit het huidige ogenblik en zoekt houvast in iets wat nog moet gebeuren—plannen, voorzien, hopen, vrezen. Het is een toekomstgerichte beweging, een lichte onvrede met wat in dit moment is. Maar wie de stilte toelaat, merkt dat deze onrust vanzelf tot rust komt. Door niet meer te grijpen, niet meer te zoeken, keert de geest als vanzelf terug naar het stille ritme van het huidige moment. De sleutel ligt in de handen van de beoefenaar zelf: het loslaten van het ‘worden’ (bhava; id.).

Kukkucca—wroeging of berouw—raakt dieper. Het is geen zoeken, maar een terugkijken. Een innerlijk wringen, soms nauwelijks waarneembaar, als een stem die zegt: “Had ik maar…” Het is berouw, wroeging—niet over wat nog moet komen, maar over wat al geschied is. En meestal zijn er ook andere spelers in dat verhaal betrokken. De geest blijft herhalen, herbeleven, heroverwegen. Maar het verleden zwijgt. Wat voorbij is, is voorbij. Kukkucca ontstaat niet zomaar. Het is het geweten dat zich roert. Een teken dat er ergens iets niet in overeenstemming was met wat diep vanbinnen als juist herkend wordt. Daarom vraagt dit niet louter kalmte, maar ook zachtheid en moed. Soms betekent het dat we verantwoordelijkheid nemen, iets goedmaken, het hart openen voor wat kwetsbaar is. Omdat er ook anderen bij betrokken zijn, die tot vergeving moeten bereid zijn, betekent het soms niets anders dan te buigen, met mildheid, voor het mens-zijn.

Wanneer het berouw niet langer vastgehouden wordt, maar doorzien wordt als een verschijnsel dat komt en gaat—ontstaan uit oorzaken, zonder vaste kern—opent zich ook hier een stille ruimte. Een zachte bevrijding.

Zo heeft uddhacca te maken met een geest die zich verliest in wat nog niet is. En kukkucca met een hart dat worstelt met wat al voorbij is. In beide gevallen nodigt de Dhamma uit tot thuiskomen in het NU—waar niets veranderd hoeft te worden, behalve het zien.

Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.