ZONDER ‘IK’ IN HET NU

Er is een moment waarin alles stilvalt. Niet omdat het volbracht is, niet omdat er een antwoord kwam, maar omdat de vraag zelf oplost. Alsof het zoeken zichzelf moe wordt, en in die vermoeidheid eindelijk het grijpen loslaat. 

Dan is er geen richting meer. Geen pad om te volgen, geen toekomst die wenkt, geen verleden dat nog roept. Alleen de eenvoud van wat nu verschijnt—klank, adem, lichtval op de muur. Het denken wil dit benoemen, verklaren, begrijpen, maar het besef is al eerder gearriveerd dan de woorden: dit moment draagt niets, wil niets, en is toch volledig.

Wat als dit het is? 

Niet als conclusie, maar als een open vraag die nergens heen hoeft. Want wie zou er iets moeten bereiken, als het ‘ik’ slechts een patroon is—een neiging, een herinnering aan grijpen, aan hechten? 

Wat wij bevrijding noemen, is misschien niet het breken van ketens, maar het ontdekken dat er nooit een gevangene was. 

Wat wij vrede noemen, is misschien niet het vinden van rust, maar het stilvallen van het willen rusten. 

In deze stilte is niets opgelost, en toch lijkt alles doorzichtig geworden—transparant. De dingen blijven komen en gaan, maar er is geen ‘ik’ meer die ze moet vasthouden. Geen grens meer tussen binnen en buiten, alleen een zachte doorlaatbaarheid waarin alles beweegt zoals het altijd al bewoog.

Zien, eenvoudig zien, zonder toevoeging. Niet als techniek, niet als prestatie, maar als afwezigheid van zoeken. Zoals water zichzelf weerspiegelt wanneer het helder is geworden. Zoals de wind niets nalaat en toch alles beroert. Er is geen naam voor deze eenvoud. Maar wie haar proeft, heeft niets meer nodig dan wat nu is. Dhamma.

Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.