ONDER DE GOLVEN

Stel je de oceaan voor. Aan het oppervlak rollen de golven onvermoeibaar verder: steeds veranderend, steeds in beweging. Zo verschijnen ook onze gedachten—opkomend, vervagend, elkaar opvolgend als patronen van licht op het water. Wanneer we ons met die golven vereenzelvigen, lijkt het leven rusteloos, alsof we in elke golfslag een richting moeten zoeken.

Maar kijk nog eens dieper. Onder de golven bestaat een andere wereld. Een stille wereld, waar beweging niet verdwijnt maar haar dwingende kracht verliest. Daar heerst een zachtheid die niet door gedachten beroerd wordt, een ruimte die nooit bewogen wordt door opkomen en vergaan. Het water is nog steeds water, maar het draagt geen golven meer.

In die stille diepte herkennen we iets dat altijd aanwezig was: een eenvoud die ons niet toebehoort, maar ons wel draagt. Het is niets dat door inspanning bereikt moet worden. Het is er al, zoals de oceaan die onder de golven nooit ophoudt oceaan te zijn. 

Het herinnert ons aan een quote van de Boeddha: 

❛ Anissito ca viharati, na ca kiñci loke upādiyati — Levend in onafhankelijkheid, zonder zich aan enig verschijnsel in de wereld vast te klampen.❜ (Dhātuvibhaṅga Sutta, Majjhima Nikāya 140)

Wanneer de aandacht zinkt—niet door inspanning, maar door het ongedwongen loslaten van het oppervlak—wordt deze diepte vanzelf voelbaar. Niet als iets spectaculairs, maar als een terugkeren naar wat ooit verloren leek, terwijl het nooit ver weg was. De geest wordt helder, niet omdat hij probeert helder te zijn, maar omdat de golven hem niet langer meesleuren.

In die stilte is niets dat volmaakt moet worden, niets dat verdedigd moet worden, niets dat beter moet zijn dan het is. Wat overblijft is een eenvoudige aanwezigheid, kwetsbaar en tegelijk onaantastbaar. Het is geen afzondering van de wereld, maar een openheid die van binnenuit ontstaat.

Zo wordt de oceaan een spiegel van ons eigen bestaan. We hoeven de golven niet te stoppen; het is hun natuur om te bewegen. Maar we hoeven ons er niet mee te vereenzelvigen. Zoals de diepte niet afhankelijk is van de golven om zichzelf te zijn, zo is er in ons een ruimte die niet afhankelijk is van gedachten om aanwezig te blijven.

Deze eenvoudige waarheid vraagt geen overtuiging, geen inspanning, geen grootse verklaring. Ze vraagt enkel om te worden herkend, zachtjes, zonder haast. Een herkenning die niet uitgesproken hoeft te worden, die zich vaak pas toont in het meest stille moment van de dag.

En misschien is dat de ware dienstbaarheid van dit inzicht: dat het ons herinnert aan de diepte die we al zijn. Dat we telkens opnieuw kunnen rusten onder de golven, niet om ons terug te trekken, maar om het leven te ontmoeten vanuit helderheid. Vanuit eenvoud. Vanuit stilte.

Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.