LAAT BOOSHEID JE NIET DESTABILISEREN

Boosheid (P. kodha) is een verfoeilijke etter. De Boeddha laat er in de Dhammapada, Gatha #221, geen enkele twijfel over bestaan:

Geef boosheid op! Zweer eigendunk af! Overstijg alle ketens! Wie niet aan lichaam en geest gehecht is, wie niets bezit, wordt niet door lijden gekweld.

Boosheid leidt tot ellende. Woede veroorzaakt lijden. Niet enkel voor de anderen maar in de eerste plaats voor jezelf.

Onblusbare woede kan tot razernij voeren waarbij je jezelf niet meer herkent. Waarbij je een schim bent van wat je ooit was. Waarbij je doodt wat eens verworven leek: je liefdevolle vriendelijkheid, je mededogen, je medevreugde, je gelijkmoedigheid.

Weiger om brandstof te geven aan dit vuur dat geen warmte geeft, maar slechts haat en boosheid voortbrengt.

Maar ook ’trots’ is een slechte leermeester. Laat de beoefenaar zich bezinnen over wat ’trots’ eigenlijk is, namelijk een uitwas van het ego dat naar een uitvergroting van het ‘ik’ streeft. Trots is niets méér dan het opblazen van een waardeloze ballon.

Ook het verlangen naar alle dingen van de zintuiglijke wereld is een oorzaak van ellende. Dit vers is duidelijk: ‘overstijg alle ketens!’

In de Dhammapada, Gatha #222,  lezen we:

Wie een opkomende boosheid bedwingt zoals een slingerende kar: dát noem ik een echte koetsier. De anderen houden slechts de teugels vast.

Dit vers benadrukt dat de beteugeling van boosheid zelfdiscipline vergt. Inderdaad, boosheid kan zo vlug opkomen én met een ontstellend grote intensiteit, dat het erg veel beheersing vergt om kalm te blijven. 

De dhammanuvatti blijft kalm op momenten dat de puthujjana het hoofd verliest. Op deze manier is de beoefenaar de échte koetsier die de slingerende koets in bedwang houdt, terwijl wereldlingen slechts de teugels vasthouden en zich laten (mis)leiden door hun hartstochten.

Translate »