HET NET VAN INDRA

Alles wat bestaat torst de hele evolutie. Elk leven draagt talloze andere levens in zich. Geen enkel bestaan staat op zichzelf, maar strekt zich uit over miljoenen jaren. Het vormt een continu proces, zoals ook ontwaken een continu proces is. Alles is met alles verbonden. Alles is één. Het eindigt niet met één afgescheiden leven, maar beweegt gestaag verder in transformatie, in permanente mutatie. Zoals de vlam van een opgebrande kaars een nieuwe kaars aansteekt—zonder dat er iets tastbaars wordt overgedragen, en toch: het vuur leeft voort.

Zoals in het net van Indra, waarin elk knooppunt een juweel is dat alle andere weerspiegelt, is ook ons bestaan één glinsterend knooppunt in het weefsel van alles. Geen enkel moment bestaat op zichzelf. Elk wezen weerspiegelt alle andere. Inzicht groeit wanneer we dit onderlinge doordringen werkelijk doorzien. Zoals William Blake schreef: “Indien de vensters van onze waarneming werden schoongemaakt, dan zou ieder ding voor de mensen verschijnen zoals het werkelijk is: oneindig.”

Dit voortdurende ontstaan en vergaan is de stroom van vergankelijkheid—anicca—waarin niets blijft zoals het is, en elk moment opnieuw geboren wordt. Wat we denken te bezitten, blijkt vluchtig. Wat we denken te zijn, is in beweging. Maar precies daarin ligt de mogelijkheid tot inzicht.

Want dit is wijsheid (paññā): de dingen zien zoals ze werkelijk zijn, yathā-bhūta. Uit deze helderheid groeit vanzelf een diep mededogen (karuṇā) voor alle levende wezens. Een stil, onvoorwaardelijk mededogen dat de grenzen van het persoonlijke overstijgt. Niet als een efemere gedachte, maar als een levend inzicht: dat alle wezens verlangen naar vrede, net als wij.

Laat paññā en karuṇā je richtsnoer zijn. Of beter nog: mahā-paññā en mahā-karuṇā—wijsheid en mededogen die geen grenzen kennen. Een wijsheid die helder ziet en toch zacht blijft. Een mededogen dat handelt zonder te grijpen, dat loslaat zonder onverschillig te worden.

Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.