IJVERIG EN EERLIJK MEDITEREN

Om goed te mediteren, hoeven we slechts onze directe ervaring te volgen, en de eerlijkheid op te brengen om deze ervaring zonder omwegen te erkennen.

Zo wordt de essentie van meditatieve beoefening teruggebracht tot twee kernkwaliteiten: inzet (viriya; vīrya) en eerlijkheid (sacca; satya). 

Het gaat niet om techniek, prestatie of resultaat, maar om een open en directe relatie met de ervaring van het NU-moment (paccuppanna-dhamma; pratyutpanna-dharma).

‘Inzet’ verwijst naar het actieve, toegewijde aspect: de bereidheid om telkens opnieuw terug te keren naar wat zich hier en nu aan ons presenteert.

‘Eerlijkheid’ wijst op een innerlijke oprechtheid die niets wil vermijden of mooier maken dan het is. Het vraagt de moed om te zien wat er is, precies zoals het is—zonder oordeel, zonder maskers, zonder hechting (upādāna; id.)

In deze benadering wordt meditatie geen streven naar een geestestoestand (citta; id.), maar een daad van aanwezigheid, waarachtigheid en loslaten (vossagga; visarga). 

De beoefening wordt eenvoudig, maar niet oppervlakkig.
Ze nodigt uit tot stille eerlijkheid — die bevrijdt. Want in waarachtigheid opent zich het pad naar vrijheid (nibbāna; nirvāṇa):de bevrijding die ontstaat wanneer we de dingen zien zoals ze werkelijk zijn (yathābhūta-ñāṇadassana; yathābhūta-jñānadarśana).

Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.