De wijsheid van ‘leegte’ betekent dat alle verschijnselen geen zelfstandige, onveranderlijke essentie hebben. Ze bestaan in onderlinge afhankelijkheid en zijn onderhevig aan verandering en vergankelijkheid (P. anicca). Dit geldt eveneens voor de drie juwelen: de Boeddha, de Dhamma en de Sangha.
— De historische Boeddha, Gautama Boeddha, was onderhevig aan geboorte, ouderdom, ziekte en dood, en was dus vergankelijk. Ook het concept van boeddhaschap is vergankelijk in de zin dat elke Boeddha uiteindelijk parinibbana (definitieve uitdoving) bereikt en niet eeuwig in dezelfde vorm blijft bestaan.
— De leringen van de Boeddha—de Dhamma— zijn onderhevig aan verandering in de zin dat ze zich aanpassen aan verschillende tijden en culturen. Hoewel de waarheden die de Boeddha onderwees universeel zijn, is de manier waarop ze gepresenteerd en begrepen worden aan verandering onderhevig door de eeuwen heen.
— De gemeenschap van beoefenaars—de Sangha—verandert voortdurend, aangezien individuen toetreden, beoefenen en uiteindelijk overlijden. Ook de structuur en vorm van de Sangha veranderen als reactie op culturele en sociale omstandigheden.
Dit weerspiegelt de kern van het boeddhistische begrip van ‘leegte’ (P. sunatta). Het benadrukt dat niets, inclusief de Boeddha, de Dhamma en de Sangha, een intrinsieke, onafhankelijke essentie bezit. Alles is onderhevig aan oorzaken (P. hetu’s) en voorwaarden (P. paccaya’s), en alles verandert en is vergankelijk (P. anicca).
Dit inzicht helpt bij het ontwikkelen van een dieper inzicht in de ware aard van de realiteit (P. yatha-bhuta) en het verminderen van gehechtheid (P. upadana) aan vaste vormen en concepten, wat ertoe leidt dat het lijden (P. dukkha) uitdooft.
‘Leegte’ hoeft niet tot angst (horror vacui) te leiden. Integendeel, de juiste realisatie (P. pativedha) van ‘leegte’ werkt uitermate bevrijdend. Het toont immers de onderlinge afhankelijkheid van alle fenomenen (P. paticca samuppada). Inzichtmeditatie (vipassana)helpt de beoefenaar om direct te ervaren hoe verschijnselen komen en gaan, ontstaan en vergaan, zonder dat er een vast, blijvend zelf overblijft, wat angst voor leegte vermindert.