WAAR HET ÉCHT OM DRAAIT

‘Zie’ hoe de dingen zijn: ‘leeg’. Zonder substantie. Zonder enige vastheid. Zonder ‘ziel’. Voortdurend veranderende processen. Het causale resultaat van steeds wijzigende parameters.

Door het ‘zien’ (inzicht, begrip, bewustzijn, ‘ervaren’) van deze ‘leegte’, ziet de beoefenaar (M/V/X) de dingen zoals ze werkelijk zijn. De beoefenaar ziet de ‘ware aard’ van de dingen. En wat is die ‘ware aard’? Dat is de vergankelijkheid van alle geconditioneerde dingen. Van alle verschijnselen, fenomenen, dingen (P. dhamma’s) die voor hun ontstaan, bestaan en vergaan afhankelijk zijn van een multitude aan oorzaken en voorwaarden. Wat in de praktijk betekent: voor alles.

De Boeddha noemde dit anicca. Vergankelijkheid.

De beoefenaar die anicca in zichzelf realiseert ( = herkent, erkent en één wordt met deze ervaring) én dit gelijkmoedig aanvaardt, bevrijdt zichzelf uit zijn onvrede. Uit dukkha. Hij is verlicht. Ontwaakt. Wakker geworden. Hij is een stroombetreder (P. sotapanna) geworden.

Oefen. Beoefenen. Dit. Niets anders. Dit is de kern van Dhamma. De kwintessens. Waar het écht om draait.

Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.